Inleiding
De parochie vervolgt haar verhaal: we verdelen dit hoofdstuk in 5 artikelen:
Oorlog in ’t zicht.
De oorlog verklaard
Oorlogsjaar 1940-1941
Oorlogsjaar 1942-1943
Bevrijdingstijd vanaf 1944
Oorlog in ’t zicht
De rampspoed, die de gehele wereld met „ach en wee” vervulde, en ook onze parochie niet ongemoeid liet, is de wereldoorlog 1940-1945.
We leefden hier zo knusjes en gelukkig. Zeker, we genoten hier geen paradijsgeluk, er waren toestanden, die we anders wensten, doch we trachtten op vreedzame wijs de moeilijkheden opgelost te krijgen. En dat zou ons aardig zijn gelukt. De Nederlander wordt wel eens minder eerbiedig dan juist, met een krulstaart vergeleken die knorrende vet wordt. Al klagende wisten we secuur ons eigen erwtjes te doppen, we zorgden, dat er geen enkel verloren ging. De Duitsers moesten zelfs bekennen, dat onze organisaties op allerlei gebied prachtig in orde waren.
Rondom het bufferstaatje „Nederland” rommelde het reeds lang. ’t Werd steeds erger. Jarenlang dreigde een onweer los te breken. Invloedrijke personen hebben het lang tegen gehouden, doch eindelijk waren de onheilspellende wolken tot zo’n dikke massa saamgepakt, dat het Satan, de vorst der duivelen, geen moeite kostte het zolang dreigende onweer te ontketenen. Hij wist ’s mensen hoogmoed en dierlijke instincten voor zijn zegewagen te spannen en sloeg de leidende figuren met blindheid, die hem nu volgden op al de paden van ongerechtigheid en onmenselijkheid. Voor ons, nuchtere Nederlanders, was dat spel onbegrijpelijk. leder van ons voorzag, dat Duitsland zijn ongeluk tegemoet ging, doch het van verwaandheid druipende Herrnvolk zag dat niet in. Het gezegde der Ouden: „Die de goden willen verdelgen, slaan zij met blindheid” werd voor de zoveelste keer bewaarheid! Het kwartje moet geen oorlog voeren met de Rijksdaalder! En: „onrecht gedijt niet”
De duivel speelt nu hetzelfde partijtje door middel van het communisme: weer hoogmoed, weer animale en infernale impulsen, weer dezelfde verblinding, zelfs van sommige katholieken, ja sommige parochianen . . . . en ’t eind van ’t liedje? . . . . de hoogste menselijke ellende.
Het onweer brak los in September 1939. Wel niet in ’t lieve Vaderland, doch het dreigde voortdurend! Tot de tanden moest ons leger worden bewapend. Die de tanden ter bewapening misten, ik bedoel de ouderen, zagen de toestand zeer somber in. Versterkingen werden aangebracht in de Peel en heel Brabant lag vol soldaten.
Ook wij bleven niet gespaard. Netjes in de vormen werd ons aangezegd, dat ’t parochiehuis met patronaat en bewaarschool alsook de Jongensschool met Gymnastiekzaal tot kazerne moesten worden ingericht. Alleen de patronaatskapel bleef ons eigendom. Heel amicaal hebben we met onze jongens geleefd; zij konden er ook niets aan doen, dat de psychopaat Hitler geheel de wereld in een gekkenhuis wilde veranderen.
De bewaarscholen werden ondergebracht in het Meisjespatronaat boven de Montessorischool, de Meisjesschool werd tevens jongensschool en alles draaide weer verder. Zo sukkelden we onder angst en vrees naar de lieve Mei 1940.
De oorlog verklaard
Ik behoef de herinneringen niet wakker te schudden aan die beruchte nacht van 10 Mei, als de roversbende zonder redenen, zonder oorlogsverklaring, zonder enig recht, met vertrapping van alle menslievendheid in ons land viel en ons, vreedzame burgers, kwam bestoken te land, ter zee en in de lucht. Met ’t laatste maakten wij kennis. ’s Morgens om 5 uur liepen tal van parochianen, als levende vraagtekens, de straat op. De radio gaf zekerheid: ’t was oorlog, parachutisten links en rechts . . . . zij bezetten (hoe was ’t mogelijk, zo dachten we) de grote bruggen en vliegvelden. Hoe kwamen die kerels daar? Onze vuisten jeukten…. we waren in staat het vaderland te helpen . . . We dachten er niet aan, dat in die strijd onze goede parochiaan Luitenant Mr. Lo Moller in de vroege morgen van 10 Mei reeds was gevallen voor het vaderland bij gebrek aan munitie op het vliegveld Valkenburg bij Katwijk.
Nog konden we de toestand niet realiseren. We kenden geen oorlog, we dachten aan ’t geen we vroeger in de vaderlandse geschiedenis hadden geleerd. Ons machtig leger zou de Duitse horden wel ’n tijd lang tegenhouden. Maar ja wel! Reeds in de namiddag van die Vrijdag, 10 Mei, begon de terugtocht van dat machtig leger, om in de vesting „Holland” zijn volle kracht te ontplooien. Honderden auto’s vlogen de Bredase Weg over. Dat kreeg de Duitse luchtmacht ook in de gaten. Deze begon nu met de vernieling van de Bredase Weg en de spoorlijn Tilburg-Turnhout door ’t werpen van bommen en wij werden het kind van de rekening. Dit werd nog erger, toen daags daarna de Fransen in ons land vielen, om ons te hulp te snellen en de Duitse luchtmacht met nog groter felheid tegen hen optrad. Die bombardementen duurden ongeveer drie dagen en ontzettend groot was de verwoesting, de angst en de vrees onder onze parochianen.
Het begon op Vrijdag, omstreeks 3 uur. De eerste bom viel bij het klooster der Zusters van de Bredase Weg. Geweldig was de uitwerking: vele huizen in de omtrek waren verwoest, vele ruiten (ook in de kerk, pastorie en scholen) rinkelden naar beneden. Op Zaterdag 11 Mei moest de H. Mis van half 9 worden onderbroken, direct na de Consecratie en op Pinksterdag was niemand in de kerk buiten de Pastoor, de Kapelaans en de Zusters. Voortdurend dreigde het gevaar! We bleven geheel onkundig van de toestand in het land, van de omgeving, ja zelfs van Tilburg zelf, niemand durfde zijn huis te verlaten. Alle kelders van de kerkelijke gebouwen zaten vol met angstige parochianen, die ook de nacht in die kelders doorbrachten. „Mariëngaarde” zat opgepropt met mensen in de grote gang, die door de dubbele muren een veilige schuilplaats vormde, terwijl de kelders zoveel mensen bergden, als mogelijk was. De kinderen sliepen rustig in de schappen, allen broederlijk bijeen. Heel de dag werd gebeden, opdat God ons toch genadig mocht zijn. Meerdere malen werd de generale absolutie gegeven.
Op Maandag vernamen we, dat Juliana met haar kroost het land had verlaten, en iets later werd bekend gemaakt, dat de Koningin naar Engeland was gevlucht met de gehele Regering; deze had het Landsbestuur overgegeven aan de Opperbevelhebber, Generaal Winkelman.
Op Maandag, 2e Pinksterdag, volgde het beruchte bombardement op Rotterdam, waarbij duizenden mensen omkwamen en ’n groot gedeelte der stad in puin werd gelegd. De Duitsers gaven door, dat Amsterdam en andere steden eenzelfde lot zou treffen, wanneer niet werd gecapituleerd. Nederland stond machteloos tegenover de Duitse luchtmacht, de Engelsen brachten geen hulp of konden geen hulp verlenen. De Fransen met hun draagbaar luchtgeschut hadden niets of weinig te vertellen en ten einde raad werd in de avond van Maandag door Winkelman de algehele, onvoorwaardelijke capitulatie afgekondigd. De oorlog was verloren. Wij zaten onder de Duitse knoet.
Reeds Zondagavond zagen we Duitse soldaten in Tilburg en op Maandagavond waren ze op de Ringbaan druk bezig met de aanleg van de telefoons.
Het oorlogsjaar 1940-1941
In de namiddag van de 2e Pinksterdag, toen de doodsgevaren waren bezworen, gingen vele Tilburgers ’n kijkje nemen op de Bredase Weg. De ravage was ontstellend. De weg was vol kuilen, bomen langs de weg. ’n File auto’s, autobussen en vrachtwagens, die door de vliegmachines waren gewond en onbruikbaar gemaakt, lagen of stonden op de weg verspreid, van hier tot aan Hulten. Enkele Duitsers maakten zich van de buit meester, openden koffers en kisten en staken de waardevolle artikelen tot onze grote ergernis in hun lompe zakken.
Op 14 Mei verschenen reeds de Duitse verordeningen in erbarmelijk Nederlands gesteld. Bijna ’n week lang trok het Duitse leger in een onafzienbare stoet over Bredase Weg en Berkdijk met kanonnen, krijgswagens, auto’s in allerlei vormen, tanks in velerlei soorten. Men telde 20.000 paarden. Overal werden soldaten ingekwartierd, vooral voetvolk, dat dagen lang had gelopen en onder ondragelijke pijn aan de voeten moeizaam hun kwartier bereikte. Een Duits militairbureau werd in het parochiehuis gevestigd en op 15 en 17 Mei werden de twee scholen gevorderd en een staf van 17 officieren werd ondergebracht in het Broedersklooster. De Duitse tijd werd ingevoerd en een stadscommandant aangesteld.
’s Avonds moesten we om 8 uur binnen zijn en mochten ons huis vóór 6 uur ’s morgens niet verlaten. De woningen moesten worden verduisterd; geen lichtstraaltje mocht op straat zichtbaar zijn. De straatlantaarns zouden in zes jaren geen dienst meer hebben te verrichten!
De Duitse druk werd met de dag meer voelbaar. Ze beloofden bij monde van de apostaat, renegaat en landsverrader Seijs-Inquart alle vrijheid en gouden bergen, doch we kennen de Duitse methodes: veinzerij, huichelarij, valsheid, bedrog, leugen en onoprechtheid! En dat onder de mom van recht en wettigheid! In 1942 mochten we ons niet meer beroepen op zijn rede van 1940.
We konden de straat niet betreden, of we werden door een Duits soldaat vals aangegluurd. In de avond en de nacht hoorden we voortdurend het geklak der hakken van de zware soldatenlaarzen. De fronten der soldatenpetten werden steeds hoger opgetrokken. Doch voor de vrijheidlievende Nederlander bleven ze lucht en hij verwaardigde zich niet ’n Duitser aan te zien, laat staan te salueren. Jammer blijft het, dat N. S. B. of aankomende jeugd die plicht niet begreep.
Op ’t eind van de maand Mei werden onze scholen weer vrij gegeven, toen de soldaten elders nodig waren, doch het parochiehuis bleef bezet tot 1942.
De couranten werden ongenietbaar. Eerst werd de bluf tot in de hoogste regionen opgevoerd! „Duitsland wint op alle fronten—, waarop een grappenmaker repliceerde: „Kareltje is vandaag jarig!” ’n Weinig later was het Duitse intellect zo oorspronkelijk, dat het V-teken der Engelsen werd overgenomen. ’t Ging boven hun hoog opgevoerde frontpetten, dat ze daarmee hun eigen taal desavoueerden.
Langzaam . . . . . moeizaam ging de tijd voorbij. Enkele verdienstelijke vaderlanders en parochianen werden gevankelijk naar Duitsland gevoerd. De krijgsgevangene parochianen mochten uit Duitsland terugkeren, na een onmenselijke behandeling van enige weken.
Je humeur werd telkens bedorven door het gebral der soldaten: „Ja wir fahren nach Engeland!” Ja wel!!
In November 1940 werden de Broeders van Boekel, die hun juvenaat hadden in „Maria-hof” (thans „Klokkenberg”) aan de Bredase Weg, door de Duitsers uit ’t klooster gezet. Zij vroegen om een ander verblijf. Daarmee moeiden zij zich niet! Anticlericaal? O nee „Krieg ist Krieg!” Een plompe uiting van een plompe geest!
De grote Vaderlander, Dr. Moller, Kerkregent, 2e kamerlid enz. enz., ging gedrukt onder de last van ’t onrecht, lijden (zijn zoon sneuvelde) en moeilijkheden en stierf een heilige dood op 6 December 1940. Onder de grootste belangstelling werd hij ten grave gedragen. Wanneer verschijnt voor hem een standbeeld in Tilburg?
Kerstmis! Midden in de winter werden onze goede Broeders uit ’t klooster gezet. Waar moesten ze heen? Dat liet de Duitser koud! Hij trok binnen en ontheiligde de heilige grond. De Broeders vonden na lang zoeken een onderkomen in een villa aan de Bredase Weg. ’n Half uur afstands van de school!
Zo sukkelden we naar het jaar 1941.
Het nieuwe jaar bracht nieuwe krenking en knechting van het Nederlandse volk. Ik zou ’n litanie kunnen samenstellen van onrechtvaardigheden; laat ons volstaan met enige punten: machines en voorraden werden weggevoerd naar Duitsland, ook kunstvoorwerpen en alles wat in hun handen viel; Pieter Jan Lenssen, een parochiaan, werd vermoord, het onderzoek leidde naar een Duits militair, ’t onderzoek moest gestaakt worden; talrijke ambtenaren waaronder parochianen, moesten bedanken en werden vervangen door N.S.B.-ers; andere werden gevangen genomen en naar Duitsland gevoerd. Grappen verstond de Duitser niet! een parochiaan maakte ’n grol op de Bismarck-haring, doch werd 4 maanden in de gevangenis gestopt. Velen werden gevangen genomen en niemand wist waarom. Spreken werd gevaarlijk. Men vertrouwde elkaar niet meer! Verraad nam hand over hand toe! Diefstal werd gesanctioneerd. Alle Katholieke bladen werden ons ontnomen, alle missietijdschriften, alle periodieken ook ,,Rooms Leven” onder de mom van papierschaarste. Ba, de N.S.B.-ers werden onze grootste vijanden! Alle Katholieke bonden werden opgeheven, ook de Katholieke Radio.
Onbeschrijfelijk was de indruk, die de Bisschoppelijke brieven maakten op alle Nederlanders. De bisschoppen waren de enige macht, die het Duitse beest weerstond. Wij verarmden met de dag, het eten werd steeds schaarser. De Duitse soldaten aten en baadden in weelde. We kregen nagenoeg geen vlees meer, geen melk, geen steenkolen. Alles moest naar Duitsland. Vele artikelen, als eieren, rogge, meel, werden schandelijk duur verkocht. Vele particuliere huizen onzer parochie werden door de Duitsers gevorderd.
De salarissen der religieuse leerkrachten werden met 60 % verminderd. Religieuse hoofden van scholen waar de helft van het personeel uit leken bestond, moesten aftreden en werden vervangen door lekenhoofden. Wij deden het niet, doch onze onwil bracht geen moeilijkheden. Schoenen werden bijna niet verstrekt. De kinderen liepen op klompen. We mochten niet luisteren naar buitenlandse radio’s, behalve naar onovertrefbare? Duitse. Auto’s werden steeds schaarser. De naam der Koningin mocht niet meer genoemd worden. „Wilhelmina”-park werd „Noorder”-park. Haar portret moest uit de scholen worden verwijderd. Ook dat van Prinses Juliana en Prins Bernard.
De vervolging der Joden werd ingezet. Het reizen werd steeds moeilijker. De wagons werden naar Duitsland gesleept, evenals de groenten en het fruit. Het onderling vertrouwen was weg. Vandaag vertelde je iets en morgen kwam de overvalwagen je halen. En wat in de gevangenissen geleden werd, grenst aan ’t ongelofelijke. Talrijke priesters zaten achter slot en grendel. Vergaderingen werden verboden. Duitse soldaten liepen in badpakken door de straten. Gemis aan alle fatsoen! Nooit zag men een Duitse soldaat in de kerk of bij hoge uitzondering. De door de Duitsers te werk gestelden moesten ook op Zondag werken. We kregen nieuw zinken geld. De belastingen werden ondragelijk. Berlijn drukte steeds meer geld bij; ’t was nog niet droog, als het ons in handen kwam. Om de werklieden te steunen of anderen, die ten gevolge van trouwe plichtsvervulling hun ambt verloren hadden, te helpen, werden collecten voor „Bijzondere Noden” opgericht door de Bisschoppen. Deze hadden groot succes in tegenstelling met ’t armzalig uitvindsel der Duitsers van „De Winterhulp”. Deze werd de risée van ons volk. Ook de collectes van St. Vincentius en St. Elisabeth brachten grote sommen op.
Adieu jaar 1941, jaar van armoe en ellende, tranen en bloed, ach en wee!
Oorlogsjaren 1942-1943
De litanie der rampen en onrechtvaardigheden gaat verder. Zonder schijn van recht werd aan de Radboud-stichting f 100.000 ontnomen, aan de Jesuiten f 70.000 aan de Zusters van Schijndel f 140.000 voor zogenaamde administratie-onkosten van de niet-commerciële verenigingen. Ieder zat met angst en vrees op zijn aanslag te wachten. ’t Groot Seminarie te Haaren en ’t Klein Seminarie te St. Mich. Gestel werden resp. in Januari en April gevorderd. Niemand wist waarvoor. Eindelijk kwam de aap uit de mouw. In één nacht van Mei werden 600 mannen van verdiensten en bekendheid uit hun bed gelicht en vast gezet op het groot Seminarie Daaronder behoorden onze parochianen: Prof. Dr. J. de Quay, Dr. de Haas, Stan Donders, J. de Bakker, Jef de Brouwer, Inspecteur Van de Werf.
In dit jaar 1942 werden vooreerst de twee scholen gevorderd en te gelijk het Parochiehuis enz. vrij gegeven. De listigheid bracht uitkomst bij al deze moeilijkheden. De boven-lokalen van de Montessorischool werden in vier lokalen veranderd, alsook de keuken en de patronaatskapel. De Montessorischool moest één lokaal afgeven en verder werden de lokalen van ’t Parochiehuis in gebruik genomen en zo hadden we juist lokalen genoeg, om alle scholen doorgang te doen vinden. De naaischool werd naar de zolder gestuurd. Het draaide weer.
Dan viel het lot op de Pastorie! Op Donderdag 1 October 1942, om half 5, werd aangezegd, dat de pastorie ’s avonds moest ontruimd zijn; alles moest worden meegenomen. Na protest werd één dag tijd gegeven om alles weg te nemen. Vrijdagavond moest alles zijn ontruimd. De deelneming van de parochie en parochianen was algemeen en treffend. Alles hielp mee. Vrijdag om 1 uur was de pastorie ledig. En de geestelijkheid ging in ballingschap. Waarheen? De zusters waren zo goed, hen gastvrij op te nemen. Zij hadden dus vooreerst ’n dak boven ’t hoofd. Spoedig wisten we het kostershuis in de Thomas van Kempen-straat 23 vrij te maken en in December werden de penaten hier opgeslagen. De kapelaans huisden bij de twee buurlui aan weerszijden.
Ten slotte werd op 1 November 1942 de Gymnastiekzaal gevorderd en daarmee ons 5 jaar ontnomen.
Nog waren de Duitsers niet voldaan. In Mei 1943 werd tot overmaat van ramp het Zustersklooster gevorderd. We presenteerden de Duitse tyran de Montessorischool te nemen, omdat het voor zusters zo moeilijk is een passend onderdak te vinden, doch alles was te vergeefs. Heel de parochie was begaan met het lot, dat haar trof. De Zusters gedroegen zich manhaftig. De twee eerste zalen met toneel en kleedkamer werden omgetoverd in slaapzaal, recreatie- en eetzaal, spreekkamer en logeerkamer, keuken en bijkeuken. En de zaak draaide weer!
Nog was het einde der ellende niet bereikt. In November 1943 kregen we nog ’n bezoek van het Germanendom, om ons mee te delen, dat ook de Montessorischool was gevorderd. Hopeloos riepen we: „Waar blijven we met onze kinderen?- …. Och, dat was hun zaak niet.
De jongensschool had voortaan 2 uur les voormiddag en 2 uur namiddag. En de twee andere voormiddag- en namiddaguren werden door de meisjes ingenomen. De Montessorischool verhuisde naar „Huize Mariëngaarde”. En . . . . de zaak draaide weer.
De Duitsers hadden een instituut in ’t leven geroepen, om de jongelui tot de N.S.B. te brengen. ’t Waren kampen en droegen de naam van „Arbeidsdienst”. Ook onze parochie genoot de twijfelachtige eer, zo’n kamp waardig te worden gekeurd, nl. in de Gilzer hei bij de Waterleiding. We huurden een buiten in de buurt; daar werd door een Pater Capucijn voor die jongens de H. Mis gelezen en een preekje gehouden, om ze te wapenen tegen de vele gevaren, waaraan onze Katholieke jongens bloot stonden. Dat heeft zeer vruchtbaar gewerkt.
De Duitse furie werd met de dag erger in het jaar 1943. Ze zagen, dat ze de ondergang tegemoet gingen. ’t Werd voor hen steeds hachelijker! Het Concentratiekamp „Vught” was gereed. Voortdurend werden mannen en vrouwen opgehaald, opgesloten, uitgehongerd, ten dode gepijnigd, dood geslagen, opgehangen of vermoord.
Onze mannen, ook onze parochianen, werden met honderden opgehaald en als slaven gedeporteerd naar Duitsland, om daar te werken, dikwerf in een zeer ongezonde omgeving, waar zij ’n dodelijke kwaal opliepen. Daarbij stonden ze voortdurend bloot aan de gevaren der bombardementen welke de Geallieerden dag en nacht uitvoerden. Is ’t wonder, dat velen, om al die ellende te ontgaan, bij boeren of in de steden onderdoken? O. L. Vrouw, die ook eenmaal onderdook in Egypte, werd tot patrones der onderduikers geproclameerd onder de titel: „O. L. Vrouw van de goede duik”. Meermalen werd jacht gemaakt op de onderduikers met medehulp van de N.S.B.-ers. En wee hun gebeente, als ze werden gevangen. Die onderduikers werden op allerlei wijzen geholpen, door valse persoonsbewijzen, gestolen etensbonnen enz. ’t Werd ’n soort sport, ’n bravourestuk!
Vele overheidspersoneel beleefde ’n moeilijke tijd. Als deze onderdoken, werden hun meubelen gestolen en als „Liebesgaben” naar Duitsland gestuurd of door de Duitsers zelf behouden.
De voedsel-voorziening werd ellendig. Voor grote gezinnen werd de toestand onhoudbaar. De zwarte prijzen stegen met de dag: ’n ei werd verkocht voor f 1.- of meer, ’n pond boter voor f 12.-, op ’t laatst f 30.-, ’n oude sigaar voor f 5.-, ’n kilo rog voor f 3.- en f 4.-.
De Bisschoppen protesteerden heftig tegen de Duitse onmenselijke wetten en tegen de woeker.
Alle radio’s moesten onder doodstraf worden ingeleverd, later ook allerlei kledingstukken en dekens.
De Hogescholen werden gesloten en de studenten weggevoerd, ook die van onze parochie. Het Duitse juk werd ondragelijk. Vele illegale bladen verschenen. Wee de drukkers, als hun namen bekend werden of verraden, wat dikwerf gebeurde. Ze kregen de kogel.
Alle Joden werden gevangen genomen, naar Duitsland vervoerd, vergast, gepijnigd, vermoord, ook die in onze parochie woonden. Miljoenen stierven in de concentratiekampen. De Joden, die hier bleven, werden gesteriliseerd en moesten een ster dragen, waarop stond: „Jood”. Op alle min of meer openbare gebouwen moest aangeplakt worden: „Voor Joden verboden”, o.a. ook in Mariëngaarde.
Door een courantje hielden we, zolang als zulks mogelijk was, relatie met onze parochianen in Duitsland.
Berucht werd ook in onze parochie de „Kabel-wacht”. Men had een telefoonkabel tussen Breda en Tilburg doorgesneden. Daarom moest de kabel gedurende meerdere dagen bewaakt worden door de zogenaamde kabelwachters, waaronder vele parochianen behoorden. ’s Zondags konden ze de H. Mis bijwonen in de kapel van de Goede Herder en deze H. Mis werd de „Kabel-mis” genoemd.
Bevrijdíngstijd vanaf 1944
Het jaar 1944 was het meest sombere jaar van geheel de oorlog. Men was geen uur zeker van zijn vrijheid en van zijn leven. Overal werden de mensen opgejaagd en te werk gesteld. Vele parochianen moesten gaan werken in Zeeland, om versterkingen aan te leggen. Ongerechtigde invallen waren aan de orde van de dag. Een nachtelijke aanval werd gedaan in Huize „Mariëngaarde” met de revolvers in de vuist. Enige pensiongasten werden geboeid, één werd gevankelijk weggevoerd.
In Juni werd een boeteweek gehouden, die door schier alle parochianen werd bezocht. Nood leert bidden. In Juni begon de geweldig gespannen tijd, toen de Geallieerden in Frankrijk waren geland. Langzaam in ’t begin, doch in razende vaart op ’t laatst trok ’t leger naar Nederland.
Tilburg werd begin September het strijdfront en dat zou zo voortduren tot de bevrijdingsdag op 27 October. Uit die spannende dagen, waarin wij voelden, dat de bevrijding steeds nader kwam, zullen we ’n paar punten memoreren:
De nacht van 5 September, later „De dolle Dinsdag” genoemd. De Geallieerden lieten omroepen, dat Breda reeds was gevallen en dat zij oprukten naar Dordrecht. De Duitsers waren niet meer te houden, lieten alles, ook alle munitie springen op het vliegveld „Nerhoven”, evenals op andere plaatsen. De N.S.B.-ers vluchtten weg. De Duitsers stonden in ’t Villapark gepakt en gezakt klaar om te vertrekken. Toen het bedrog bij hen doordrong, pakten ze uit en bezetten weer talrijke huizen, die ze in Augustus hadden gevorderd. In Waalwijk, waar de bevrijdingsfeesten reeds waren gevierd, werden 3 gijzelaars doodgeschoten.
Op Donderdag 7 September werden drie Tilburgenaars als gijzelaars vast gezet na een aanslag op een Duitser. Als de schuldige vóór Vrijdag niet bekend was, zouden ze worden gefusilleerd. Tot die gijzelaars behoorde ook een parochiaan. Wat is er gebeden! Eindelijk is toch alles ten goede gekeerd.
8 September. Nieuwe Duitse troepen kwamen hier alles plunderen. Niets was meer veilig: fietsen, koeien varkens, paarden, kalveren, kippen. Een ongeordende bende. Ook bij de gevluchte N.S.B.-ers werd veel gestolen. Een oud-parochiaan, die zo juist de gevangenis had verlaten en nu aan ’t plunderen sloeg, werd achtereen door de Duitsers gefusilleerd.
10 September. Voortdurend kanongebulder. Honderden vliegtuigen der Geallieerden beschoten Duitse troepen, transportwagens; ’t was gevaarlijk om buiten te komen. Lanterfantend, geheel onderkomen, slecht gekleed, hun ransels rijdend in gestolen kinderwagens of autopeds, kwamen talrijke soldaten langs binnenwegen ook langs de Berkdijk naar Tilburg. Ze waren gedeserteerd en zochten hun heil in de vlucht. Dat was dan ’t machtige Duitse leger van 1940! Zichtbare straf Gods! Voortdurend doken geruchten op, dat de bevrijding spoedig een feit zou zijn. Maastricht was reeds bevrijd. Het gerommel van voortdurende gevechten maakte ons zenuwachtig. Zou Tilburg worden verdedigd? Men zou het zeggen, omdat zoveel versterkingen werden aangebracht. Het huis van de Heer Boink op de Bredaseweg werd in brand gestoken.
Zondag 1’7 September. De grote aanval van de Geallieerden op de bruggen van Grave, Nijmegen en Arnhem door parachutisten in zweefvliegtuigen. Een gewedig gezicht! De Duitsers in hoogst nerveuse stemming! De ondergrondse actie kwam in beweging! Prins Bernard was bevelhebber. In Vught werden 500 politieke gevangenen pardoes doodgeschoten. Eindhoven was bevrijd. We moesten vanaf 4 uur binnen blijven.
Vrijdag 22 September. De bruggen werden opgeblazen. De centrale werkplaats werd grondig vernield. Rondom Tilburg werd er geregeld gevochten. Algemene uittocht van schier geheel Tilburg, om aardappelen te halen in de omtrek. ’t Was een gevaarlijk werk. Geregeld werd er uit de lucht geschoten. Parochiaan Van Uden werd gedood. In geheel Tilburg werd niet meer gewerkt. Alle scholen waren gesloten. Geweldige strijd in Brabant. Het ziekenhuis werd ontruimd. Tilburg zou door de Duitsers niet worden verdedigd.
Pijnlijk wachten gedurende weken en weken. Voortdurende gevechten rondom Tilburg. De kerk was ’s avonds gevuld met gelovigen. Vanaf begin September deden we elke avond lof. ’s Morgens veel communies. De hosties moesten worden gehalveerd. Er was geen aanvoer van uit St. Michiels Gestel (hostie-bakkerij) mogelijk. Reeds lang staakten alle sporen op bevel van de Regering in Londen.
Op 21 October stond een artikel in „Rooms Leven”, dat gelden zouden ingezameld worden, om O.L. Vrouw een kapel te geven, als Tilburg van alle oorlogsrampen zou gespaard blijven. Duizenden guldens kwamen binnen.
Vrijdag Bevrijdingsdag, 27 October 1944. ’s Morgens was geen Duitser meer te zien. Om 1 uur spervuur op Broekhoven. Om 2 uur Tilburg bevrijd. Deze dag moet met gouden letteren in Tilburg’s geschiedenis worden opgetekend. ’t Was of de mensen gek werden van plezier. De Burgemeester Mr. v. d. Mortel werd in ere hersteld. Een nieuwe periode werd ingeluid! Langzaam, uiterst langzaam keren normale toestanden terug. De oorlog heeft veel kwaad achter gelaten ook op geestelijk gebied. We zijn nog niet, waar we hopen te komen.
Ons Bisdom heeft in de oorlog ontzettend veel geleden door verlies van kerken enz. De schade werd geschat alleen voor kerken op 50 miljoen gulden. Gelukkig Tilburg dat nagenoeg niets heeft geleden.
De oorlog duurde boven de rivieren nog geregeld voort. Van af 16 December trokken elke dag meerdere vliegende bommen over Tilburg. Dat bracht een paniekstemming in de stad. Men telde er 70 per dag!
En zo beleefden we op 2 Februari 1945, op de Feestdag van Maria Lichtmis, op de 1e Vrijdag der maand, de grootste ramp, die we ooit meegemaakt hebben. Vijf minuten vóór 9 uur des morgens, terwijl de meeste bewoners in de kapel de heilige geheimen vierden, viel, nadat Mgr. Sweens de consecratie had voleind, nog vóór de Pater Noster, een vliegende bom aan de Westzijde van de kapel van Huize „Mariëngaarde”. De gevolgen waren verschrikkelijk. De kapel, de keukens en de bijgebouwen waren eenvoudig „vernield”. En bij die vernieling vonden 22 mensen de dood. Laat me hier het bidprentje overnemen.
1. Mgr. Alexander Franciscus Maria Sweens, Huisprelaat van Z.H. de Paus, Officier in de orde van Oranje Nassau, Ridder in de orde van de Ned. Leeuw, Proost van het Kathedraal Kapittel van St. Jan, oud-pastoor van „St. Cathrien” te ’s Bosch en oud president van het Groot-Seminarie te Haaren geb. te Boxmeer 25 April 1864, stierf in het 56ste jaar van zijn Heilig Priesterschap in het priesterkoor van huize „Mariëngaarde” tegelijk met zijn misdienaar.
2. Wilhelmus J. van Pelt, geb. te Tilburg 9 October 1932.
3. Zuster Theresita (in de wereld: Anna Maria Ther. Smeets) geb. te Hoogland 9 October 1916, in het klooster getreden bij de Zusters, Dochters van O.L. Vrouw v.h. H. Hart, 20 Jan. 1937 en geprofest op 25 Aug. 1938.
4. Zuster Phillippa, (in de wereld : Gerarda Aleida Droste) geb. te Herwen en Aerdt 16 Sep. 1919, in het klooster getreden bij de Zusters, Dochters van O.L. Vrouw v.h. H. Hart 26 Juli 1938 en geprofest op 2 Febr. 1940.
5. Constantia C. M. van Dijk, geb. te Tilburg 7 November 1882.
6. Anna Ph. C. van Dijk, geb. te Tilburg, 22 September 1891.
7. Frans L. J. M. Janssen, echtgenoot van Jeanette J. L. M. Stams, geb. te Tilburg, 11 November 1880.
8. Jan Willem Wilting, geb. te Arnhem 21 November 1876.
9. Adriana Johanna Maria van Baast, geb. te Tilburg 9 October 1924. 10. Francisca Maria Roozen, geb. te Tilburg, 15 Augustus 1925.
11. Eduardus Johannes Megroot, echtgenoot van Gertruda Maria Wouters, geb. te Hengsdijk (Z.) 16 October 1910. Benoemd tot „Protonotarius Apostolicus” Juli 1944. Dit bericht kwam pas in ons bezit juli 1945.
12. Corn. Franc. de Rooij, echtgenoot van Frederica Knol geb. te Tilburg 25 Maart 1900.
13. Laura Cornelia Smit, geb. te Angerlo, 12 Juli 1924, evacuée uit Den Haag.
14. Maria Wilhelmina Louisa Klautz-Smits-Verburg, geb. te Den Haag, 26 Juni 1885, evacuée uit Groesbeek.
15. Anton Hendrik Wilhelm Smit, geb. te Groesbeek 30 April 1936, evacuée uit Groesbeek.
16. Mathilda Martina Johanna Maria Rijnen, echtgenote van Nicolaas Donders, geb. te Tilburg 6 Januari 1911.
17. Gustave Antoine Maria Jos. van Pelt, echtgenoot van Maria Johanna Helena Lucia Vollaers, geb. te Breda 31 Juli 1899.
18. Josepha M. G. Frohn, dochtertje van Josef Gustave Frohn en Elisabeth Rein, geb. te Tilburg 11 Februari 1940.
19. Maria Arnolda Cornelia Snellen, geb. te Tilburg 1908.
20. Wilhelmina van de Wiel, geb. te Tilburg 31 October 1923.
21. Anna v. d. Zande, geb. te Goirle 2 Januari 1924.
22. Marianne M. G. Tettelaar, dochtertje van Adrianus Tettelaar en Louise Mulder, geb. te Tilburg 5 April 1944.
De schade, aan het gebouw van Mariëngaarde toegebracht, was enorm. Alle ruiten stuk. Ook de huizen in de wijde omtrek hadden veel geleden. We zaten niet bij de pakken neer. Het St. Rita-Bestuur met de doortastende directrice Zr. Antonita heeft zich bij deze ramp kordaat gehouden. Allereerst werd een verblijf voor de Zusters ingericht. Dan was de eerste eis het huis weer een kapel te geven. Men pakte aan en na een maand waren de heren- en damessalons in een kapel herschapen. Op de lste Vrijdag van de maand Maart werd weer de H. Mis gedaan en de volgende toespraak gehouden
Geachte aanwezigen,
De oorlog stapelt kruis op kruis. Tot een ongekende, schier ondragelijke hoogte. Niemand ontkomt aan zijn greep! Meestal realiseren wij niet, wat anderen overkomt . . . we staan ’n ogenblik stil… we vinden het verschrikkelijk . . . doch de tijd rolt verder en vaagt de herinnering weg, tot eensklaps de oorlogsgruwel ons persoonlijk of een onzer vrienden aangrijpt of onbarmhartig neerslaat, wat ons dierbaar was. Dat overkwam ons in het ons zo dierbaar „Mariëngaarde”, vandaag een maand geleden. Toen werd hier door een onmenselijke oorlogsmachine een wond geslagen zo diep en zo pijnlijk, dat die ongeluksdag als de „dies ater” de zwarte dag in de geschiedenis van dit huis zal voortleven. Het oorlogsmisdrijf had plaats onder tragische omstandigheden. De meesten hadden zich verenigd in het Godshuis, ter viering van de lste Vrijdag ter ere van het H. Hart en het Maria-feest, Lichtmis, ’t Lumen Christi, Christus’ licht, dat zovele van hen in die viering zouden mogen aanschouwen in de volle werkelijkheid en luister.
In een ondeelbaar ogenblik viel de slag: muren en daken werden weg geslingerd, duizenden brokstukken, balken, stenen, pannen, glasscherven dwarrelden door de lucht, die als een orkaan met niets ontziende kracht op alles beukten, wat hun weg versperde. Meedogenloos viel alles neer op die onschuldige mensenschaar, dood en verwoesting zaaiend, verminkend en verwondend met niet te meten kracht.
De aanblik was verschrikkelijk. Het tart alle beschrijvingen. Het Godshuis lag in puin, evenals de gebouwen, die het belendden. Doch wat erger was, althans menselijker wijs bezien, dat twee en twintig onschuldigen de dood werden ingejaagd en onder dat puin begraven, om van de gewonden niet te spreken.
Met eerbiedige weemoed gedenken wij hier de slachtoffers dezer wraakroepende misdaad, onze dierbare overledenen, die onder de leiding van een heilige, in het heilig dienstwerk des Heren vergrijsde priester, terwijl Deze de hoogheilige Offerande der H. Mis opdroeg ter ere van het Heilig Hart en Zijne Heilige Moeder, na de consecratie opgingen naar de hemel, daar het „Pater Noster” baden en het offer voltooiden van de Hogepriester en van zich zelf.
De grote troost bij dit zware kruis is het alles overheersend geloofspunt
„Gemeenschap der Heiligen”. Ze zijn niet dood, doch onze voorsprekers in de hemel. Is ook hier niet van toepassing Tertullianus’ woord: „Het bloed der Christenen is een zegen voor de Christenheid”? Een nieuwe zegen voor dit huis?
Deze gruwelijke dood is toch een heerlijke dood . . . voor een priester . . . een religeus . . . een Christen . . . zij mochten de dood sterven, die ook Christus stierf, gewelddadig, verguisd, verminkt, bebloed en zo gelijk geworden aan Hem. Zij mochten hun leven geven in hetzelfde offer, waarin Christus Zijn leven gaf, het offer van het heilig kruis, waarvan het offer van de H. Mis een vernieuwing is en zo in hun dood met Hem worden vereenzelvigd. Schoner priester-dood is niet denkbaar ! Sprak Christus niet, dat de zaadkorrel moet sterven in de aarde, om zo een nieuw leven in te gaan? Nu begrijp ik ’t woord, dat iemand dezer dagen sprak: „Ik zou duizenden willen. geven, als ik met deze priester de eeuwigheid had mogen ingaan en op deze wijze.
We zijn financieel armer geworden en moeten onze vrienden missen en toch zijn we rijker geworden, omdat wij weer vrienden kregen in de hemel.
Bidt echter voor hen! Gods oog ziet zo scherp
Requiem aeternam dona eist Domine! Et lux perpetua luceat eis!
Na een pontificale uitvaartmis door de Bisschop Mgr. Mutsaerts in de parochiekerk werden de lijken ter aarde besteld.
Huize „Mariëngaarde” kreeg een prachtige kelk van Mgr. Sweens met massieve gouden cuppa en pateen, die bij de ramp ernstig werden verminkt.
Na de bevrijding op 2’7 October werden alle gebouwen, die de Duitsers hadden bezet, door de Geallieerden ingenomen, ook het Parochiehuis, met uitzondering van het Zusterklooster. Deze waren direct na de uittocht der Duitsers het klooster ingetrokken. De Broeders werden in Augustus uit hun villa verjaagd en werden nu bij particulieren ingekwartierd. 300 Vluchtelingen uit de bevrijde gebieden boven Nijmegen werden hier onder gebracht in het Broederklooster, de Jongensschool en Gymnastiekzaal. Ze verlieten deze gebouwen eerst in de zomer van 1945.
In Maart 1945 werd de pastorie vrij gegeven. Het gebouw had ontzettend geleden: arbeidskrachten waren er te weinig, zodat pas in de maand October de pastorie kon worden betrokken na een ballingschap van drie jaren.
De Engelsen hielden de Meisjesschool en Gymnastiekzaal bezet tot de maand Mei van het jaar 1946. De jongensschool werd in gebruik genomen in de maand September 1945 en de Meisjesschool in de maand September van het jaar 1946.
Mei 1945 bracht de vrede voor het gehele vaderland. Dat feit werd overal feestelijk herdacht, ook in onze parochie. In Juni kwam de vrede met Japan tot stand. Vele jongelui werden vrijwilliger, om ons Indië te gaan bevrijden. Ze werden gevolgd door tal van anderen, die voor hun lot soldaat werden en naar Indië moesten vertrekken. Dit duurt thans nog voort helaas! „Katholiek Thuisfront” onderhoudt de relatie met onze jongens in Indië.