Inleiding
Ik ben van een koninklijk geslacht, dat reikt tot onze goddelijke Stichter, Christus zelf, de Bruidegom, die de Katholieke Kerk als Bruid tot Zich nam. Daarom spreken wij zo graag van onze Moeder de H. Kerk. Volgens de alwijze ordening van haar Meester had Zij de opdracht ontvangen, om de gehele wereld te bekeren en deelachtig te maken aan de wonderbare weldaden, die Haar Stichter door Zijn leven, lijden en sterven had verdiend.
Door de snoodheid van de mensen is haar allen omvattende levenstaak helaas nog niet voltooid! In de verste verte niet! We kennen haar werkmethode: wanneer de bekering van een bepaalde gemeenschap of land voldoende tot alle lagen van het volk is doorgedrongen, wordt om die gemeenschap door de kerk een band geslagen en dat noemen we een Bisdom.
Het Hoofd van dit Bisdom is de Bisschop. Hij neemt de taak van de H. Kerk over voor dat gedeelte van de mensenwereld, hetwelk aan zijn zorgen is toevertrouwd. De Bisschop gaat zijn Bisdom in parochies verdelen en vermeerdert haar aantal, naar gelang het geestelijk belang van zijn kinderen dit vordert.
Zo werd ook in Tilburg in 1480 een parochie gesticht, die eeuwen lang de enige parochie van Tilburg is geweest. Dat was de parochie van ’t Heike. De naam geeft voldoende aan, hoe die parochie er uit zag. . . . . vermoedelijk een gehuchtje in de hei. In alle geval ’t Heike draagt de eretitel, de moederkerk van alle parochies van Tilburg te zijn! De tegenwoordige Waterstaatskerk werd gebouwd, althans gedeeltelijk, in 1680. Na enkele eeuwen, in 1790 (de vooruitgang van Tilburg ging toen een slakkengangetje), achtte ’t de kerkelijke Overheid nodig de al te uitgebreide parochie van Tilburg te verdelen. Die nieuwe parochie was ’t tegenwoordige „Goirke”. Waaraan die parochie haar naam ontleend heeft, mag Joost weten.
De grenzenbepaling van een nieuwe parochie heeft gewoonlijk veel. voeten in de aarde. Vermoedelijk is dit zo gegaan: Tilburg kende in 1790 slechts één officiële weg, de machtige heirbaan, de Bredaseweg. Wat was natuurlijker, dan die weg tot scheiding te maken: ten Noorden van die weg ’t Goirke, ten Zuiden ’t Heike. De toenmalige herder echter had op de Bredaseweg meerdere parochianen wonen, die tot de meer geliefkoosde schapen behoorden. En om deze te behouden, werd eindelijk overeengekomen de Bredase Weg als scheidingslijn aan te nemen, doch die lijn te verleggen 100 Meter naar het Noorden. Ze zou verder parallel lopen met de Bredaseweg en berekend worden van uit de as van deze weg, dus een luchtlijn vormen. De Pastoor was zijn tijd ver vooruit! Wij, schepselen van de 20ste eeuw, hebben de luchtlijnen pas leren kennen door de ontwikkeling van de vliegdienst.
’t Eigenaardige van ’t geval is wel dit, dat die dwaasheid door de nakomelingen is overgenomen en die lijn nog bestaat voor onze parochie van af de Beukenstraat tot en met de Reitse Straat, met het gevolg, dat op ’t ogenblik die scheidingslijn heel vrolijk midden door de huiskamers en slaapkamers van sommige parochianen loopt, die dus enige honderden keren per dag van parochie verwisselen!
Tilburg breidde zich uit. Zo komen we tot het jaar 1850. Heike’s Pastoor zag met voldoening, dat zijn parochie met de jaren in zielental toenam. De weefindustrie, welke ’n machtige steun vond in de pas uitgevonden stoommachine, dreef vele ondernemende mannen naar Tilburg, omdat de landbouw in Brabant weinig lonend was en de weefarbeid, in vergelijking met gene, een goed bestaan bood.
Deze vestigden zich o.a. in ’t tegenwoordige Korvel; vermoedelijk zijn de oude huisjes, „de Paddeweikes”, en die van Berkdijk en Berkdijks-Zijstraat een eerbiedwaardig overblijfsel uit die tijd!
De groei van de Heikese parochie gaf dus de stoot aan de oprichting der Korvelse Parochie in 1850. Pastoor Van Dooren was de bouwheer. Dat hij populair is geweest in Korvel, blijkt wel uit het feestgedicht van zijn barbier bij ’t gouden Priesterfeest:
‘k Heb mijnheer Pastoor Van Dooren
Vijf en twintig jaar geschoren.
Nooit trok hij een scheve bek
Bij een wond aan kin of nek.
Zo’n taal spreekt boekdelen! Hij heeft z’n ziel in lijdzaamheid bezeten! Men plaatste zijn Waterstaatskerk midden op het Korvelplein. Dat was zo slecht niet gezien: de kerk in ’t midden, omgeven door de kerkelijke gebouwen en de woningen van parochianenwinkeliers, herbergiers, bakkers enz. Vermoedelijk ontbrak het aan een bekwaam bouwmeester, die dit idee op een waardige wijze wist te verwezenlijken, zodat dit goed opgezette plan mislukte.
Dit had tot gevolg, dat bij de bouw van een nieuwe Korvelse Kerk in 1923 een andere plaats werd gekozen, die evenmin „de ideële” mag genoemd worden!
De oude kerk werd afgebroken en vervangen door een muziekkiosk. De oude beelden bij de ingang van de nieuwe kerk bewaren een herinnering aan de tijden van weleer.
Dit alles is geschied in mijn prille jeugd. Ik was, als ,,Korvel’s dochter” nog geen twee jaren oud! Doch . . . . laat me dit alles vertellen van af het begin . . . . Ik wil alleen hier vast leggen: ik ben van adellijke afkomst, Christus is mijn Stamvader, de Heikese parochie mijn grootmoeder en „’t erm Kurrevel zonder urregel” mijn bloedeigen mama!
’t Was in de Januarimaand van het jaar 1920, ruim één jaar na de wereldoorlog van 1914-1918 (November 1918 werden de vijandelijkheden gestaakt). Vijf jaren lang was er niet gebouwd, noch kerk, noch woning; er was een achterstand van je welste!
Ons land zelf had weinig of niets geleden; we bleven wijselijk buiten de oorlog. Wel was er veel geld verdiend volgens de wijsheid van de Ouden: „Den een zijn dood, den ander zijn brood!” De Nederlanders worden wel ‘ns „de Chinezen van Europa” genoemd; ik weet niet, of ze die naam waardig zijn: wel weet ik, dat ze bij gunstige omstandigheden niet te lui worden bevonden, ’n cent bij te verdienen, ook in Tilburg niet. De eerste plicht van ons wakker stadsbestuur na de oorlog was, het groot tekort aan huizen aan te vullen. Vier punten van de stad werden voor grote uitbreidingen geschikt geacht: Loven, Koningshoeve, Oel en De Schijf. Spoedig werden honderden woningen aanbesteed, meestal in prijzen, die ver lagen boven het niveau van weleer en later, doch Vadertje Staat bleef borg, zodat de prijsverhoging geen stagnatie bracht.
De oprichting van twee nieuwe parochies
Parochie „Korvel”, dat zijn naam zou ontlenen aan „Korenveld”, beschikte over prachtige korenvelden, die nu tot bouwterreinen werden gepromoveerd. Binnen enkele jaren zouden op haar grondgebied twee parochies verrijzen: één in „Zuid-Oost” (Oef), één in Noord-West (De Schijf).
Die plannen vervulden de overigens onverstoorbare Herder van Korvel, Pastoor Van Gelder, met enige zorg: zijn parochianen waren talrijk, door de uitbreidingen zou ’t aantal verdrievoudigen, de Korvelse Kerk was nu reeds te klein, de meeste bewoners van de Bredase Weg gingen in de Noordhoek ter kerke, een mistoestand, die hem reeds lang hinderde. ’t Waren deze omstandigheden, die het koene en gedurfde plan rijpten om in de Januarimaand 1920 zijn schreden te richten naar de nieuwe Bisschop en oud-Seminarie-collega Mgr. Diepen (22 December 1919 stierf Mgr. W. v. d. Ven) met het verzoek om in zijn parochie twee nieuwe parochies op te richten, hetgeen welwillend werd toegestaan.
Nu volgde de moeilijkheid om twee bouwpastoors te vinden. De oprichting van een parochie is nooit een sinecuur, doch ’t werk werd niet weinig verzwaard door de tijdsomstandigheden: de prijzen van materiaal en lonen waren verdubbeld of meer en er moesten vier nieuwe kerken worden gebouwd. Zeker, wel mocht worden verwacht, dat het verrijkte Katholiek Tilburg krachtig zou steunen, omdat een winnende hand een gulle hand bergt, doch zou de bouw van vier nieuwe kerken Tilburg’s kracht niet te boven gaan?
Het eerst klopte Pastoor Van Gelder aan bij de altijd bereidwillige kapelaan van De Noordhoek, de onvergetelijke vriend van de jubilerende herder, Petrus Vroomans.
Grootmoedig enthousiasteling als altijd, raakte hij in vuur en vlam. De man, die „ad omne opus bonum paratus” voor elk goed werk zijn krachten gaf, nam het ongeziens en onvoorwaardelijk aan, zonder verder na te denken over de moeilijkheden, aan ’t werk verbonden. In zijn onbegrensde ijver voor de zaak Gods en in zijn machtig Godsvertrouwen beloofde hij aan Pastoor Van Gelder voor een tweede Pastoor te zorgen.
Met die opdracht belandde hij bij de nog levende Stichter der Parochie van de Bredase Weg. Met zijn rappe tong wist hij alle bezwaren te ondervangen: O. L. Heer zou ’t werk zegenen, ze hadden met de Kapelaans Van Aken en Van Wijck de Stichting „Rooms Leven” opgericht met Weekblad, Begrafenis-regeling, Missie-actie, bevolkings-register enz, enz.
Ook dat was volmaakt geslaagd, en nu moest dat werk bekroond worden met de stichting van twee nieuwe parochies. Alle geopperde bezwaren vervlogen als veertjes bij een storm of als kaf voor de wind. De keuze was al heel gemakkelijk! Op de vraag, welke Parochie.hij nemen zou, antwoordde Kapelaan Vroomans: „Ik herhaal Abraham’s woorden tot zijn neef Loth. Gaat gij rechts, dan ga ik links, gaat gij links, dan ga ik rechts, doch laat ge mij de keus, dan, zo sprak hij grootmoedig, kies ik de eenvoudigen van harte . . . . Ik heb mijn ziel aan Oel verpand!’ Getweeën togen ze naar de grijze Bisschopsstad, naar Mgr. Diepen, die hen aanstelde tot bouwpastoors.
Een goed veldheer moet eerst het terrein verkennen. Dat terrein in „De Schijf’ bood weinig aantrekkelijks: akkerland . . . . . en nog eens akkerland . . . . verder de nog weinig bebouwde en onverlichte Bredase Weg, eindelijk de nog niet verharde, gedeeltelijk bebouwde straten, als Akkerstraat, Meelstraat, Berkdijkse Zijstraat enz. Diepe karsporen bemoeilijkten het verkeer, stofwegen in de zomer en modderpoelen in de winter. De welwillende „Publieke Werken” van Tilburg gaven moed en licht; zij ontvouwden dit toekomstbeeld: ’t zou hier een der fraaiste uitbreidingen van Tilburg worden …. ’t neusje van de zalm! Alle bestaande wegen zouden worden verhard! De terreinen achter de kazerne waren bestemd voor de bouw van twee à drie honderd schitterende arbeiderswoningen met achter- en vóórtuintjes en zouden „de Schildersbuurt” vormen. De Korenbloemstraat, waar „het karretje nog op de zandweg reed”, zou in een grote verkeersweg worden herschapen en de „Letterkundigen-buurt” omzomen. Nu werden meerdere kaarten op tafel geworpen o.a. de uitbreiding „Het Villapark”, ontwerp van. Dr. Cuijpers, deskundige voor Stadsuitbreidingen. Dit ontwerp omvatte het gehele terrein van af de Korenbloemstraat tot het Belgische spoor, van af de Bredase Weg tot aan de Berkdijk, welk terrein geheel zou worden onteigend. Het werd doorsneden van Noord naar Zuid door de beroemde Ringbaan, die als een gordel van smaragd om Tilburg zou slingeren en de grote verkeersweg zou worden. De tramlijnen waren reeds uitgestippeld met wachthuisjes en stopplaatsen. ’t Zouden dubbele wegen zijn voor de komende en vertrekkende man. Ten Oosten van deze verkeersweg zouden frisse Middenstandswoningen verrijzen, zowel voor de werknemende als werkgevende, ook wel voor de werkschuwende! Ten Westen van de Ringbaan zou hier het zo lang verbeide en besproken „Villapark” worden geëffectueerd met ongeveer 80 Patriciërshuizen. In ’t midden van dit gebouwencomplex zou het Instituut „De Leergangen” zijn home krijgen, dat op een miljoen werd geschat. Dr. Cuijpers had ook daarvoor een schitterend ontwerp getekend, dat werd getoond. De hoofdleider van de „Academie der Schone Kunsten der R.K. Leergangen”, de Heer Bonsel, zou zijn medewerker zijn. Dr. Moller had zijn woning al gebouwd aan de Bredase Weg, om als Rector van de R.K. Leergangen dicht te wonen bij zijn geesteskind.
Verder zou in de naaste toekomst in de onmiddellijke nabijheid een statig station worden gebouwd, dat zijn weerga in den lande niet kende. De Belgische lijn, die de „Rapides” van Parijs en Brussel zou te verzwelgen krijgen, zou buiten Tilburg worden gelegd, terwijl de bestaande lijn zou worden opgebroken en veranderd in een Boulevard.
Welke Pastoor zou bij de ontplooiing van zulke plannen niet watertanden? U moet echter nooit vergeten, dat Tilburg in die dagen in de weelde van een hoogconjunctuur leefde en zich al een wereldstad waande. Het kon zich niet voorstellen, dat de hoogconjunctuur een zusje had in de lagere regionen, „de Laagconjunctuur” genoemd.
Het jaar 1920
Met ijver werd nu aangepakt. ’t Staat wel gekleed een groot werk te beginnen met de samenstelling van „een commissie ad hoc”, door Mgr. Diepen aangeraden, ofschoon ’t gevaar niet denkbeeldig is, dat de plannen door zo’n Commissie op plechtige wijze ten grave worden gedragen.
Deze commissie bestond uit de Heren: Pastoor J. van Gelder, Ere-voorz., Pastoor W. J. de Klijn, Voorz. Verder: Mr. Dr. Frans L. G. Z. M. Vonk de Both, Burgemeester; Leo B. M. J. Goyaerts, Cand. Not. Josephus, F. M. Janssen; Dr. Hendrik W. E. Moller, Rector der R.K. Leergangen, Franc. M. Straeter, Hermanus A. J. M. Swagemakers en Bernardus J. M. Verbunt.
’t Eigenaardige van deze commissie is, dat zij slechts één vergadering beleefde en nooit is ontbonden.
Doch die éne vergadering in ’t voorjaar van 1920 nam dan ook belangrijke besluiten:
1. Pastoor Van Gelder deelde mee, dat ’t Korvelse Kerkbestuur een stuk land had aangekocht voor de nieuwe parochie, ongeveer op de plaats, waar Dr. Cuijpers de kerk had gedacht. Dit terrein, dat ongeveer 15000 mz groot was, werd gratis door genoemd bestuur aan de nieuwe parochie afgestaan. Met dankbare instemming werd deze mededeling overstulpt.
2. De Burgemeester kon hieraan toevoegen, dat door ruiling met gesloten beurzen het juiste terrein het bezit der kerk zou worden. Dan wierp hij de Gemeenteplannen, met de electrische lijnen versierd, op tafel. Deze beschreef ik reeds hiervoren. Hij was verder van mening, dat we moesten vast houden aan dit plan, ook wat de plaats van de kerk betrof. Zij zou een middelpunt vormen van het gehele complex met het Villapark in ’t front, de middenstandswoningen op zij en de werkmanshuizen aan de achterzijde. ’t Zou zo een modelwoonwijk worden. Het voorstel van de nieuwe Pastoor, om de kerk te bouwen op de drietip Korenbloemstraat-Ringbaan of wel aan de Bredase Weg kon geen genade vinden, omdat daardoor de oriëntatie zou vervallen en die terreinen minder gunstig lagen voor de andere kerkelijke gebouwen.
3. Dr. Moller beval met al de overredingskracht, waarover hij beschikte (en die was groot), aan, dat, nu de nieuwe kerk de kerk zou worden van de R.K. Leergangen, de bouw moest worden toevertrouwd aan dezelfde bouwmeesters, die zij hadden gekozen, om aldus een hogere eenheid te verkrijgen. Hij kon de Heer Bonsel, die zijn huis had gebouwd, ten zeerste aanbevelen.
4. Eindelijk zou bij de Katholieken van Tilburg worden aangeklopt om een bijdrage voor de nieuwe kerk. De commissieleden zouden bij vrienden en kennissen die collecte ten zeerste aanbevelen.
Met deze vier zware besluiten stapten de commissieleden huiswaarts en zitten vermoedelijk nog op de tweede vergadering te wachten, om te worden ontbonden, als commissie natuurlijk.
De maanden van 1920, die na deze machtige vergadering volgden, werden besteed aan meerdere werkzaamheden, die in enkele punten kunnen vastgelegd worden
1. De collecte. Er werd gewerkt met prikkaarten, briefkaarten, prentjes, verrassingen, huisbezoek, zelatricen, enfin, met alles, waarover een bedelgenie beschikt. Het jaar 1920 bracht reeds de voorlopers der laagconjunctuur, zodat niet alles zo vlot verliep, als aanvankelijk werd gedacht. Daarbij waren er nette kapers op de kust: er moesten vier nieuwe kerken worden gebouwd! !
2. Het bouwterrein. Voordat we tot de bouw konden overgaan, moest het juiste terrein in ons bezit zijn. Dat heeft heel wat voeten ia de aarde gehad en was pas in orde in de lieve Meimaand van het jaar 1921. De oorzaken hiervan waren: de Gemeentemolen maalt wel fijn, doch uiterst langzaam, de onteigeningswet vroeg nog meer tijd en de conservatieve landbouwbevolking is zeer gehecht aan de voorvaderlijke gronden; dat heeft zeer zeker z’n goede zijde, doch is niet bevorderlijk, om in een handomdraai het land in ’t bezit te krijgen, zeker niet, als er centen mee gemoeid zijn. ’t Was een lijdensgeschiedenis, waaraan geen einde scheen te komen.
3. De Patroonheilige. Op ’s Heren Hemelvaart, 13 Mei 1920, werd de Zalige Margarita Maria heilig verklaard. Dat was aanleiding, om de nieuwe heilige haar eerste kerk te geven. Onze eeuw is de eeuw van devotie tot ’t H. Hart, dat Zijn geheimen aan de H. Margarita Maria heeft geopenbaard. De Bisschop vond die keuze zeer gelukkig.
4. Het kerkbestuur. Om rechtsgeldige overeenkomsten te maken, was het nodig, spoedig een bestuur te vormen. Als kerkregenten werden aangezocht Mr. Dr. Frans L. G. Z. M. Vonk de Both, Burgemeester; Josephus F. M. Janssen; Leo B. M. J. Goyaerts en Joannes van Roessel. Het kerkbestuur, dat de Heer Janssen tot Secretaris en de Heer Goijaerts tot penningmeester koos, vergaderde op gezette tijden. Het eerste besluit was, dat aan de Heer Bonsel, de Directeur van de Academie der Schone Kunsten van de R.K. Leergangen, de bouw van kerk en pastorie werd opgedragen, aldus handelend overeenkomstig het advies van Dr. Moller.
5. Het ontwerp der kerk met pastorie. Na de nodige wijzigingen werd het ontwerp goedgekeurd. Bedoeld was een volkskerk te bouwen in de meest eenvoudige vormen, waarin naar de eisen der H. Liturgie alle gelovigen de H. Handelingen konden volgen. Die opzet is zeer zeker geslaagd. Om het heilig getal „Zeven” (‘7 Sacramenten,? gaven van de H. Geest, 7 smarten en vreugden van Maria, enz.) tot zijn recht te doen komen, werd de ruimte in 7 vakken of traverses verdeeld. Om dit nog meer te accentueren en vooral om de zeven gaven van de H. Geest, die over de gelovigen in de kerk neerdalen, tot uitdrukking te brengen, waren 7 bovenlichten aangebracht in de kleuren van de Regenboog. Het priesterkoor vertoonde de vijfhoek en wees hiermee op de vijf wonden van Christus. De ingang van de kerk voert ons naar de drie-enige God: drie trappen vormen de ingang naar het heiligdom, die drie deuren opent, aangebracht onder een zuilen-galerij, in drie vakken verdeeld, terwijl deze bekroond wordt door één loggia, die wijst op de éne God. Deze loggia is als de hostie van de monstrans: de kerken zijn immers de monstransen der aarde. Deze loggia zou tevens dienst doen, om bij een plechtige Sacramentsprocessie de zegen te geven „Urbi et Orbi”. Aan Stad en Land! Ter ere van de Patroonheilige, de H. Margarita Maria, werd aan de kerk een devotiekapel verbonden, die in haar soort een juweeltje mag genoemd worden. De mozaïekmuur geeft de verschijning van het H. Hart aan de patroonheilige. ’t Geheel munt uit door fijne compositie en een schittering van kleuren en wordt gedragen door het heldere, witte, marmeren altaar. Alles stemt tot innige devotie, tot een hartelijk gebed en algeheel vertrouwen op haar machtige voorspraak en bescherming. Het ontwerp was van Piet Gerris. De schenker was Notaris P. Maas.
Dat onze heilige voor de attentie, om haar ter ere een kapel te bouwen, niet ongevoelig is gebleven, mag wel hieruit bewezen worden, dat de H. Hartzegen, door onze patroonheilige afgesmeekt, steeds op onze parochie en haar werk heeft gerust, doch tevens dat zij ons de oorlogsrampen heeft bespaard, die zo na ons hebben bedreigd. De ramen alleen werden ons ontnomen. Deze werden op 10 Mei 1940 door een bom en op 2 Februari 1945 door het V 1 gedrocht nagenoeg geheel vernield. Zij gaven taferelen uit ’t leven van de Zaligmaker, waarbij de beloften van Christus aan de H. Margarita Maria aanschouwelijk werden voorgesteld. Ik mag U hierbij verwijzen naar „Ons Kerkboek” blz. 6 en 7. De ramen werden ontworpen door Albert Verschuren.
6. Aanneming der Kerk. Na rijp beraad en veelvuldig advies werd besloten, de kerk en pastorie in eigen beheer te laten bouwen; de prijzen waren onzeker, de lonen niet constant, er was meer kans van daling, dan van stijging der prijzen, wanneer de eerste bouwwoede was gestild. Men was algemeen overtuigd, dat de abnormale duurte van lonen en materialen zo niet kon blijven, de aannemers zouden toch vrijblijvend inschrijven, d.w.z. stijgen de prijzen, moet worden bijbetaald, dalen de prijzen, wordt niet gerestitueerd. Die overwegingen brachten het bovengenoemd besluit. Als beheerder werd aangesteld de Heer Jan van Riel te Tilburg.
7. De voorbereidende werkzaamheden. Een oud Brabants gebruik brengt mee, dat de grondwerken van een kerk door de boerenbevolking worden uitgevoerd. Ze stelt daarin ’n hoge eer! Aan de nazaten wordt dan verteld, dat grootvader aan de bouw van de kerk heeft meegewerkt. Die vrome gewoonte moest ook thans geëerbiedigd worden en zo zaten in October van het jaar 1920 alle boeren van de nieuwe parochie bijeen in de oude herberg van Boer Lemmens aan de Bredase Weg. Allen zouden meedoen en de leiding werd opgedragen aan de Kerkregent Jan van Roessel. In November werden door de Publieke werken rooilijnen uitgezet. Op 21 November werd de eerste schop in de grond gestoken. Moeizaam was de arbeid. Er moest zoveel grond verzet worden, dat de moed nu en dan in de schoenen zonk. Einde December was de zwarte grond weg gereden en begin Januari 1921 zou worden begonnen met de aanvoer van ’t zand. De kerk zou hoog komen te liggen, en daarom moest ’n berg zand worden opgestapeld, die in de verte op een duin geleek. ’t Werd Maart, vooraleer dit werk was voltooid.
Het jaar 1921
Zo naderen we het jaar 1921. De chronologische orde volgend, komen we tot de volgende opsomming:
1. Op 9 Januari 1921 werd de parochie door de Bisschop van Den Bosch officiëel opgericht met de volgende bul: ARNOLD FRANS DIEPEN, door de gratie Gods en de gunst van de H. Stoel BISSCHOP VAN ’s-HERTOGENBOSCH aan onze dierbare diocesanen, de Parochianen der parochie van de H. Antonius te Tilburg, Korvel, Zaligheid in de Heer! De grote uitbreiding in bevolking, welke in uwe parochie heeft plaats gehad en daar nog te wachten staat, maakt het, ter behoorlijke verzorging uwer godsdienstige en zedelijke belangen, noodzakelijk, twee aanzienlijke gedeelten uwer parochie van de moederkerk af te scheiden en elk van deze tot een zelfstandige parochie te verheffen. Tot Onze niet geringe voldoening verkregen Wij voor deze belangrijke verdeling en afscheiding, niet alleen de instemming van uw volijverige Pastoor, doch slaagden wij er ook in, twee priesters te vinden, die de zware taak wilden aanvaarden, deze nieuwe parochiën te gaan stichten. Wij kunnen Ons niet ontveinzen, dat die oprichting zeer zware financiële zorgen medebrengt, vooral in de tegenwoordige, drukkende tijdsomstandigheden, doch Wij durven vertrouwen, dat zowel door de milde hulp der Moederkerk, als door die van het schone Tilburgse Kerkbouw-comité en van bijzondere weldoeners of vereerders der heiligen, aan wie deze parochiën haar naam zullen ontlenen, die lasten niet al te zwaar zullen blijken. Wij houden ons overtuigd, dat de goede God, Wiens eer in hoge mate door deze stichtingen zal bevorderd worden, de namen dier edele weldoeners in het boek des levens zal optekenen en hun een honderdvoudig hemels loon in ruil voor hun onbaatzuchtige °medewerking zal toekennen. Gebruik makende van de Ons door het Wetboek van het Kerkelijk Recht in canon 1423 als Ordinarius toegekende macht, hebben Wij, Ons Hoogw. Kapittel gehoord, goedgevonden te bepalen, en te verordenen, gelijk Wij doen bij deze:
a. Met ingang van Maandag 10 Januari 1921 worden door Ons tweehieronder omschreven delen der parochie van de H. Antonius van Padua, Korvel te Tilburg, afgescheiden en tot twee afzonderlijke en zelfstandige parochiën verheven, met alle rechten en verplichtingen, welke daaraan volgens de Wetten der Kerk verbonden zijn.
b. De 2e Parochie, die uitsluitend zal gevormd worden uit het grondgebied der Moederkerk, zal de naam dragen van Parochie van de H. Margarita Maria, Bredase Weg te Tilburg. Zij zal de H. Dionysius als Patroon behouden en behoren tot het Dekenaat van Tilburg
c. Het grondgebied dier parochie zal bestaan uit dat gedeelte der tegenwoordige parochie van Korvel, dat gelegen is ter rechterzijde van ene lijn, die aanvangend in de as der Beukenstraat, loopt door Beukenstraat, Bredase Weg, Diepenstraat, Akkerstraat, Paterstraat, Meelstraat, de geprojecteerde straat, die de Meelstraat verbindt met de Berkdijkse weg op het punt, waarop de ontworpen Ringbaan de Berkdijkse Weg kruist, verder door Berkdijkse Weg, Schaapsdijk, Peperstraat en het midden der Spoorlijn TilburgTurnhout tot de grens der Gemeente Alphen.
d. Ten einde het beheer der tijdelijke en stoffelijke belangen der nieuwe parochiën volgens de kerkelijke verordeningen naar behoren te regelen, richten Wij bij deze op in iedere parochie een kerkbestuur met de tijdelijke Pastoor als Voorzitter. Het Kerkbestuur der parochie van de H. Margarita Maria zal vier kerkmeesters tellen. Tot Pastoor der parochie van de H. Margarita Maria benoemen Wij de Zeereerw. Heer Waltherus J. J. J. de Klijn en tot Kerkmeesters dezer parochie in alphabetische orde : de Heren L. B. M. J. Goyaerts, J. F. M. Janssen, J. van Roessel, Mr. Dr. F. L. G. Z. M. Vonk de Both.
e. Omdat de gelovigen, die tot de nieuwe parochie behoren, eerst dan de weldaden dier parochiën zullen kunnen genieten, als de aldaar te bouwen kerken in gebruik zullen genomen worden, bepalen Wij bovendien, dat de bewoners van elk der nieuwe parochiën zullen blijven beschouwd worden, als behorende bij de oude Moederkerk, tot zolang de ingebruikneming hunner kerken plaats grijpt, zodat tot dat tijdstip hunne rechten en verplichtingen tegenover de parochie van de H. Antonius blijven voortduren.
f. Wij vertrouwen, dat zij ook nadien immer de daar van hun vroegere herders ontvangen weldaden in dankbare herinnering zullen houden en dat zij hunne nieuwe herders steeds alle voldoening zullen schenken door hun oprechte godsdienstzin, hun kinderlijke aanhankelijkheid en oprecht katholieke levenswandel, opdat deze hen met vreugde en niet met droefheid tot hun waar geluk en heil mogen leiden. En zal dit Ons schrijven op Zondag 9 Januari 1921, in de Parochiekerk van de H. Antonius van Padua, Korvel te Tilburg worden afgekondigd en verder in ’t archief dier kerk worden bewaard. Gegeven te ‘s-Hertogenbosch op de Feestdag van de H. Driekoningen, de 6 Januari 1921. w.g. A. F. DIEPEN, Bisschop van ‘‘s-Hertogenbosch.
2. De werkzaamheden begonnen in April 1921 met het leggen van de betonnen fundering. Deze was berekend door Ingenieur Orie en werd uitgevoerd door Firma Zuiderhout te Oosterhout voor f 29.600.-. De Waterleiding legde een noodleiding vanaf de Diepenstraat, welke zeer duur moest betaald worden. Keten werden gebouwd en de opzichter H. Koesen betrok de Directiekeet. 1.200.000 stenen werden aangekocht. De Gemeente gaf voor de bouw van de kerk f 20.000.-. Men berekende zo, dat in dit jaar het werk onder de kap zou zijn; de afwerking zou kunnen geschieden in het voorjaar van 1922 en dan zou de kerk geopend worden met Pasen van dat jaar! Doch men had buiten de waard gerekend, in dit geval de zeer strenge winter 1921-1.922 en buiten de werkstakingen, die niet van de lucht waren. Het bouwbedrijf was zo druk, dat de bouwvakarbeiders telkens de kans schoon zagen, om het loon op te drijven hetgeen de patroons niet aanstond en dan werd het uitgevochten door een staking. Drie grote stakingen hebben de bouw – telkens met grote verliezen -gestagneerd; de eerste brak uit op 4 April en duurde tot 20 Mei 1921t; de tweede begon na de kermis 5 September 1921 en verliep na enkele weken en de derde begon op 12 Juni 1922 en duurde tot 13 Augustus. Die stakingen en de strenge winter van bijna 4 maanden waren oorzaak, dat de kerk niet werd geopend met Pasen 1922, doch met heel veel moeite op 10 December van dat jaar.
Enkele feiten uit deze periode mogen hier worden vastgelegd:
De oprichting van Stichting „Kerkenbouw”. De bedeltocht van de Bouwpastoors lukte niet in die mate, als wel verwacht werd. De magere jaren volgden op de vette. Daarbij de kerkbouw – zo bleek duidelijk – verslond zoveel geld, dat de schuld de draagkracht van de meeste parochies zou te boven gaan. Men zocht naar een bron, waaruit gedurende een reeks van jaren kon geput worden voor rentebetaling en aflossing. Tevens werd hierdoor bereikt, dat ook het nageslacht in de lasten zou delen, wat billijk is te noemen. Zo ontstond op initiatief van Deken Van den Heuvel in 1921 de Stichting „Kerkenbouw”, die door de Heren-Congregatie werd gesticht en beheerd. Alle Katholieken van Tilburg werden gevraagd een jaarlijkse som af te zonderen voor gemeld doel. Het succes was groot en blijvend. De nieuwe parochies blijven dan ook de Stichting dankbaar voor de steun, daaruit verkregen.
De eerste Steenlegging der Kerk. Aanvankelijk was de datum der eerstesteenlegging bepaald op 13 Mei, de eerste verjaardag van de heiligverklaring van de H. Margarita Maria, doch de werkstaking van 4 April tot 20 Mei was de spel-breekster. Men koos nu de Feestdag van het H. Hart, 3 Juni 1921. De betonnen fundering was voltooid en wachtte op het metselwerk. De plechtigheid werd verricht door de nieuwe pastoor met assistentie van Pastoor Van Gelder en Kapelaan Lubbers uit Korvel. Tal van belangstellenden woonden de plechtigheid bij, zoals het kerkbestuur, Bestuur van „Kerkenbouw”, en vele toekomstige parochianen. Achter de eerste steen, die in de kerk goed zichtbaar is, werd een oorkonde in loden bus gemetseld van de volgende inhoud:
OMNIBUS HAEC VISURIS SALUTEM IN DOMINO!
Voor ene parochiekerk – de eerste in den lande ter ere der nieuwe heilige, Margarita Maria, volgens het ontwerp van de Bouwmeester H. Bonsel, uit te voeren door de Aannemer J. van Riel, beide uit Tilburg, onder toezicht van H. Koesen uit Vught, bestemd ten heile van het rechtsgebied der nieuwe parochie, voortgekomen uit de Moederparochie St. Antonius van Padua (Korvel) heeft Pastoor W. J. J. J. de Klijn met machtiging van de Bisschop, de 3e Juni, op de Feestdag van het H. Hart, tevens eerste Vrijdag der maand, negentien honderd een en twintig O. H. op plechtige wijze de eerste steen gelegd onder het roemrijk bestuur van de Opperherder der H. Kerk Benedictus XV, en Hare Majesteit Wilhelmina, Koningin der Nederlanden, terwijl Arnold Frans Diepen Bisschop was van ‘s-Hertogenbosch, Joannes Petrus van den Heuvel deken van Tilburg, Joannes van Gelder herder der Moederparochie, F. L. G. Z. M. Vonk de Both burgemeester dezer stede, terwijl het Kerkbestuur der nieuwe parochie was saamgesteld uit de Pastoor W. J. J. J. de Klijn, en zijn kerkregenten: L. B. M. J. Goyaerts, J. F. M. Janssen, J. van Roessel en F. L. G. Z. M. Vonk de Both.”
De oorkonde werd door de aanwezigen getekend en de nodige speeches werden gehouden.
Het jaar 1922
Het verdere jaar 1921 werd sukkelend door gewerkt. Het jaar 1922 gaf meer moed.
1. In April 1922 werd de ijzeren kap der kerk aangevoerd, welke gemaakt was in Harmen in Duitsland. Door de devaluatie van de Mark (voor de verzending van een brief moest op ’t laatst 80 miljard Mark betaald worden!) kon men daar zogenaamde valutakoopjes afsluiten, in ’t groot en in ’t klein. Een bok (’n ijzeren paal met dwars arm), die in staat zou zijn, om de zes spanten, die per stuk 6000 kilo wogen, te plaatsen op de steunberen der kerk, werd eindelijk gevonden in Den Bosch, doch helaas, zoals verwacht werd, bleek hij te zwak. Toen de eerste spant bijna boven was, zakte de zijarm door . . . . de Bossenaar kon de Tilburgse kolos niet houden en een krachtig bevel weerklonk: „Zakken, anders sleurt hij in zijn val de kerkmuren mee!” De dwarsarm werd met Tilburgs hout opgevuld en met die Tilburgse hulp had de Bossenaar succes. Op de 3e Mei 1922 (Kruisvinding en Beschermfeest van St. Joseph) werd de eerste spante geplaatst en op 2 Juni was de ijzeren kap voltooid.
2. Na de heilloze 3e staking (vanaf 12 Juni tot 13 Augustus) werd met bovenmenselijke drift gewerkt: timmerlieden, metselaars (op ’t laatst moest aan de grote boog zonder onderbreking, dag en nacht, om scheuring te voorkomen, worden gewerkt!), koperslagers, sjouwlieden, electriciëns, wulfmakers, vloerleggers, ververs, pannenleggers, raammakers, voegers, allen stonden tegelijk in ’t gareel. Op 10 December zou en moest de kerk klaar zijn. Het weer hield zich prachtig, zonder vorst! Successievelijk arriveerden de kerkelijke gewaden (hier mag wel een woord van dank gebracht worden aan de onderscheidene Sacramentsverenigingen van ons Bisdom, vooral die van Tilburg, welke de gehele installatie verzorgden), 600 kerkstoelen, een H&riigel-harmonium een gouden driestel, de ramen der kerk biechtstoelen en credens, de mozaïek der devotiekapel, de doopvont – (dit alles uit meerdere plaatsen van Duitsland, valutakoopjes!) – het hoofdaltaar (Petit van Tilburg), de preekstoel en de Kruiswegstaties (geschenk van ’t Moederhuis, Oude Dijk), de houten Communiebanken en eindelijk de luidklok met uurwerk uit Aarle-Rixtel. Het opschrift der klok luidde:
Mihi nomen Margarita Summi Dei Praeco
Fideles ad Cor Jesu voco
Mijn naam is Margarita,
ik ben de heraut van de hoogste God,
ik roep de gelovigen naar het H. Hart van Jesus.
De klok werd gewijd door Rector Van Wijck, omdat de pastoor toen ongesteld was. De kerkbanken kwamen te laat; ze waren besteld in Eslohe in Westfalen; de valuta bracht hier moeilijkheden. Ze werden geleverd in de maand Januari 1923.
3. Wegenaanleg. Zo zou de kerk op 10 December nagenoeg voltooid zijn en in gebruik genomen worden. Doch hoe zouden de gelovigen de kerk kunnen bereiken? De kerk lag door de vele regens in een poel van modder en slijk en was droogvoets schier onbereikbaar. Het Gemeentebestuur had toch beloofd, dat de wegen bij de opening der kerk zouden zijn aangelegd. Na twee maanden lange aanmaning werd verkregen, dat een trottoirband werd gelegd met 3 tegels breedte vanaf de tegenwoordige Ruysdaelstraat, toen nog de Berkdijkse Zijstraat geheten. Verder werden er wat sintels gestrooid langs het hek van de kazerne aan de Korenbloemstraat. Voilà tout! Vóór de kerk moest ’n partij stellingplanken de weg vervangen ’t Was weinig groot-steeds ! Met de aanleg van wegen zouden we nog jaren lang met het Gemeentebestuur van mening verschillen.
4. Naaste voorbereiding voor de ingebruikneming der kerk. Op 15 November werd met de schoonmaak der pastorie begonnen. Alle meisjes van de Berkdijk verleenden assistentie. Op 30 November werd de pastorie in gebruik genomen. Collectanten werden aangezocht en een kerkkoor saamgesteld, die vergaderden en oefenden in de pastorie; misdienaars werden geïnstrueerd, de eerste kapelaan arriveerde, nl. de W.E. Heer Verwiel, oud-collega van de nieuwe Pastoor. Uitnodigingen werden verzonden. De Liedertafel werd gevraagd, om bij de opening van de kerk de gezangen uit te voeren.
5. Installatie van de pastoor en inzegening der kerk. 10 December 1922 was dus de grote dag. De plechtigheden begonnen om 9 uur. Pastoor De Beer uit Hasselt, die tijdens de ziekte van Deken Van den Heuvel tot loco-deken was aangesteld, zou de installatie verrichten van de nieuwe pastoor. Hij deed dat waardig. ’t Klonk als bittere ironie, als hij bij zijn felicitatie de pastoor gelukwenste met zijn pastoraat in deze voorname „Villawijk”! En je moet dan weten, dat binnen een machtige straal rondom de kerk geen huis was te bekennen, laat staan een villa, dat de kerk in een modderpoel lag, niet te bereiken was met een fatsoenlijk voertuig en door onbegaanbare straten van de bewoonde wereld was afgesloten en dat alles werd gequalificeerd als een voorname Villawijk. Hij leek een profeet, voor wie de toekomst open lag. Na de installatie besteeg de nieuwe herder de auto en haalde ’t H. Sacrament uit de kapel van de Zusters-Missionarissen aan de Bredase Weg. Toen hij het klooster met het Ons-Heer verliet, bliezen de bazuinblazers van uit de loggia op hun instrumenten ten teken voor de aanwezigen in de kerk, dat O. L. Heer in aantocht was. ’t Zelfde gebeurde, toen de Pastoor de trappen van de kerk betrad. Hij plaatste achter in de kerk de H. Hostie in de monstrans en onder het zingen van een machtig „Te Deum” trad O. L. Heer binnen in Zijn nieuwe tempel, omgeven door Zijn priesters en koorknapen. Dan begon de plechtige H. Mis met assistentie van de nieuwe Kapelaan Verwiel en Kapelaan De Klijn. Onder de H. Mis hield de Pastoor zijn eerste predicatie, bracht dank aan allen en ontvouwde zijn program: kinderen van God en kinderen van Maria. Om 12 uur was het receptie, om 3 uur plechtig Lof en om 5 uur reünie op de pastorie.
Meent niet, dat met de ingebruikneming van de kerk alles in orde was. De kerk stond midden in de akkers, zonder buurlui, zonder afscheiding van de publieke weg, midden in een modderpoel; geen wonder, dat de pastoor de bijnaam kreeg van „Pastoor Akkermans”. „De parochie”, zei iemand, „verkeert in noodtoestand: een noodkabel voor het licht, een nood-aansluiting op de waterleiding, een nood-riolering (alles kwam te zamen in een kalkkuil), een noodweg, een nood-deur aan de kerk, een noodkraan, de pastoor in nood . . . . wat wil je nog meer ?”
Toch had ’t geheel zijn idyllische zijde. ’t Was verrukkelijk te zien, hoe de gelovigen ter kerke gingen. In een kippengangetje zag men hen van alle zijden opgaan naar de Gods-tempel, hier en daar een bokkensprongetje makende om een plas water te vermijden; ’s morgens bewezen de zaklantaarns goede diensten, zelfs de stal-lantaarns der Berkdijkse bevolking verspreidden een spookachtig, doch niet te ontberen licht, want straat-verlichting behoorde tot de vrome wensen.
Men had de gehele maand Januari nog nodig, om de laatste hand te leggen aan de afwerking van kerk en pastorie.
De kerkverwarming, waarop alle hoop was gesteld, voldeed zeer matig en moest na twee jaren door een nieuwe worden vervangen.