Pastorie Beerse

De pastorie van Beerse is – naast de Sint-Lambertuskerk en de Sint-Corneliuskapel – een beschermd monument. Ze werd in classicistische stijl gebouwd in 1776. In dat jaar werden de parochies van Beerse en Vosselaar gescheiden. Vóór die tijd hadden Beerse en Vosselaar wel hun eigen kerk, maar slechts één pastoor, een norbertijn van de Sint- Michielsabdij van Antwerpen, en die woonde op het Hofeinde in Vosselaar.

Beerse had wel een rector (onderpastoor), die tweemaal per week en op zon- en feestdagen een mis moest lezen in de Sint-Lambertuskerk en alle maandagen in de Sint-Corneliuskapel. Die rector woonde in het rectorshuis, dat op de plaats van de huidige pastorie stond, maar in 1776 al lang in slechte staat verkeerde. In 1774 liet de abdij een washuis met een bakoven en een bergplaats voor brandhout en turf bijbouwen. Dat zijn de twee bijgebouwen aan weerszijden van de pastorie aan de Pastoriestraat.

Marcellus De Vos, prelaat (abt) van de Sint-Michielsabdij, was de bouwheer van onze pastorie. De gevel aan de Pastoriestraat is eigenlijk de achterkant van het gebouw en daarom bevindt het wapenschild van prelaat De Vos zich boven de deur aan de zijde van de Bisschopslaan, de oorspronkelijke voorgevel. Dat wapenschild vertoont een vos (naar de naam van de prelaat) en drie druiventrossen. Daaronder staat zijn kenspreuk “Caute et suaviter”: behoedzaam (als de vos) en aangenaam (als de druiven). Onder het wapenschild staat het bouwjaar 1776. De eerste bewoner van de pastorie was Norbertus Van de Velde, die al sinds 1768 rector was en in 1776 pastoor werd.

Beerse had nog een eminente figuur in kerkelijke kringen, nl. Maurits Verboven, prelaat van de abdij van Averbode. Zijn ouders, Laurentius Verboven en Maria Grielens, waren bereid een akker van 36 roeden (500 m²) aan de westzijde van het gebouw te verhuren tegen twee jaargetijden (jaarlijkse missen) voor het gezin en zo bekwam de pastoor een flink stuk grond. Rond het domein werd een brede vestinggracht gegraven. Die zorgde voor bescherming, maar ook voor een bestendige visvoorraad. Er waren vroeger nogal wat dagen in het jaar, bijvoorbeeld alle vrijdagen, waarop de gelovigen geen vlees, maar wel vis mochten eten. Het westelijk deel van die gracht verdween in 1858 voor de aanleg van de Bisschopslaan, de rest werd in 1960 gedempt. Ook het mooie smeedijzeren toegangshek, de gemetselde brug en de hagen verdwenen toen. In 1968 werd de stal vervangen door een garage aan de zuidzijde.

In 1798, in de Franse tijd, werd de pastorie door de Franse staat aangeslagen en openbaar verkocht. Burgemeester François Goossens kocht het gebouw, niet voor zichzelf, maar voor de gemeente. De gemeente onderhield het gebouw totdat betere tijden aanbraken. Na het Concordaat van Napoleon met de paus in 1801 kon de pastoor opnieuw zijn intrek nemen in de pastorie en in 1813 werd het gebouw weer officieel aan de parochie teruggeschonken.

In de atlas van de buurtwegen van 1845 is een kerkweg getekend die van de oude kerk dwars door het huidige park naar de achtergevel van de pastorie liep. Dat was “de weg van ’t Hoog Huis”. De pastorie was tot ver in de 19de eeuw het enige huis in Beerse met een verdieping.

Onder leiding van architect Diederik Nagels werd de pastorie van 1992 tot 1997 gerestaureerd.

Vraag

Hoe oud is de pastorie van Beerse?

Bronnen

Jos GEERTS, Bijdrage tot de Geschiedenis van Beerse. Onze Historische Gebouwen. Beerse, z.d., p. 33-36.

Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen, deel 16n 1, Kanton Turnhout, Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Afdeling Monumenten en Landschappen, 1997, p. 38-40.