Deze lezing vindt plaats op woensdag 8 maart 2023 in zaal “De Ontmoeting”, Boudewijnstraat 10, om 20 uur de toegang is gratis!
Wat is het verschil tussen een volkssprookje en een kunstsprookje? En wat hebben koningin Fabiola en “viezen tist” Louis Paul Boon gemeen? Waarom treden in fabels meestal dieren op? En waarom is Eddy Merckx geen mythologische figuur, maar een legendarische wielrenner, die hooguit het onderwerp van een sage kan zijn, maar die wel tot mythische prestaties in staat was? En worden parabels enkel in de kerk voorgelezen?
Het zijn allemaal vragen die germanist en volkskundige Paul Catteeuw zal komen beantwoorden aan de hand van bestaande volksverhalen. Hij doet dat tijdens de jaarlijkse lezing, die we organiseren in samenwerking met Avansa Kempen en de organisatie Mensen & Wetenschap, in Dienstencentrum De Ontmoeting, Boudewijnstraat 10 in Beerse, op woensdag 8 maart 2023 om 20 uur. De toegang is gratis en de lezing staat open voor een ruim publiek.
Paul Catteeuw (°1956) studeerde Germaanse filologie aan de Leuvense universiteit. Hij stond mee aan de wieg van FARO (voorheen VCV), de Leuvense Vereniging voor Volkskunde, LECA en Histories (voorheen Volkskunde Vlaanderen en FVV). Hij is voorzitter van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich en leidde de Gemeentelijke Erfgoedraad Kontich. Hij was tot 2014 lector Duits en Duits vertalen aan de Karel de Grote Hogeschool (Antwerpen) en leidde er het Centrum voor Talen.
Sinds 2004 deed hij onderzoek naar de verwerving van interculturele competenties in een multiculturele omgeving en doceerde er Interculturele Communicatie. Hij bestudeert sinds zijn pensionering de invloed van de christianisering op de begrafenisrituelen van de Toraja op het eiland Sulawesi (Indonesië). Sinds 2012 is hij redactiesecretaris en sinds 2021 eindredacteur van Volkskunde.
In deze lezing legt Catteeuw het verschil uit tussen sprookjes, mythen, fabels, parabels, legendes en sagen. In het eerste deel van zijn uiteenzetting poogt hij de toehoorders wegwijs te maken in het labyrint van de orale geschiedenis en vervaagde herinneringen. In het tweede gedeelte ligt de nadruk op de sagen: hij verklaart de verschillende types en doet dat aan de hand van sagen die eertijds in onze regio werden verteld. Want ook bij ons in de Kempen opereerden elfjes, weerwolven en andere wezens die de mensen lastigvielen. Om nog maar te zwijgen over de toeren die heksen uithaalden om het gewone volk te ambeteren. Of was er iets anders aan de (verbrande) hand? Waren het misschien terugkerende doden en dwaallichtjes die Vlaanderen onveilig maakten?
De spreker put tijdens zijn lezing uit de enorme voorraad van sagen die onder K.C. Peeters, jarenlang bezieler van het tijdschrift Volkskunde, en Prof. Stefan Top (KU Leuven) door studenten werden opgetekend.