In de periode van 20 tot 29 juli is er ingebroken in het koetshuis van Tempelhof. Dat stelden we vast toen we op 30 juli met een ploeg medewerkers het museumcafé grondig wilden poetsen. In de afdeling steenbakkerij hadden de inbrekers de kleding van de boottrekker en de hand van de gamster meegenomen, in het museumcafé vier rode bolletjeszakdoeken, de hesp, het ribstuk en de inhoud van de schuifladen. De deur van de koelkast, die met een hangslot beveiligd was, werd aan de scharnierzijde open gewrikt. Een deel van de inhoud lag op de grond. Een glas-in-lood-raampje van de glazenkast was stuk geslagen. Een pand linoleum, die achter de toog lag, en een rood plastieken leeggoedbakje waren verdwenen. De vloer was bedekt met een wit poeder en gebruikte papieren servietten. In de voorraad-ruimte was nogal wat drank verdwenen.
De politie kwam langs voor een sporenonderzoek. Onze bestuursleden kregen de oproep om de volgende weken op café uit te kijken naar iemand die in werkmanskiel en bolletjeszakdoek met een hesp of een vrouwenhand zou staan zwaaien. Dat was niet nodig. Twee dagen later vond Hubert Willems de meeste voorwerpen terug in een vuilniszak in het struikgewas achter Tempelhof. Alleen de werkmanskleding, de linoleum en het leeggoedbakje zijn nog in handen van de onverlaten. In het park van Tempelhof was eerder ook al een ijzeren ketting van een kunstwerk verdwenen en lag er een imitatie van een hertenkop tussen de struiken. De hete zomer heeft dus dit jaar meermaals bij sommigen het hoofd op hol doen slaan.