Vlaanderen springt al eeuwen soepel om met zijn land

Heide werd bos, akkers werden grasland, bebouwing rukt op: het Vlaamse land verwisselt vlotjes van gedaante. Slechts een vijfde van de oppervlakte werd de voorbije 250 jaar altijd voor hetzelfde gebruikt.

Hoe we in Vlaanderen het beschikbare land voor uiteenlopende doeleinden gebruikten, wordt duidelijk als je kaarten uit vier opeenvolgende eeuwen met elkaar vergelijkt. Zo’n vergelijking werd mogelijk dankzij digitalisering en patroonherkenning door artificiële intelligentie (AI). “Het is voor het eerst dat we dit kunnen, zo ver in de tijd terugkijken voor alle soorten landgebruik”, zegt Lien Poelmans, onderzoekster bij de Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (Vito), die meewerkte aan de studie. Verschillende Vlaamse overheidsinstanties (Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek, Vito, Agentschap Landbouw & Zeevisserij en Digitaal Vlaanderen) sloegen er de handen voor in elkaar. De AI-expertise kwam van Landbouw en Zeevisserij, dat er al jaren mee aan de slag is.

In de Kempen zijn de uitgebreide heidevlakten de voorbije 250 jaar grotendeels verdwenen. Bos en landbouwgrond kwam in de plaats, maar het is toch vooral de verstedelijking (infrastructuur en bebouwing, inclusief tuinen) die een grote hap uit onze open ruimte heeft genomen.

De oudste gebruikte kaarten zijn de Ferrariskaarten, die in 1778 getekend werden tijdens het Oostenrijks bewind. De andere dateren uit 1873, 1969 en 2022. “Voor de analyse gaan we niet op perceelniveau, we kozen voor rasters van honderd bij honderd meter. Daaruit kun je al veel over de trends voor heel Vlaanderen afleiden”, zegt Poelmans.

Evenveel bos

Een eerste opmerkelijke vaststelling: Vlaanderen telde 250 jaar geleden 10 procent bos (zowat 150.000 hectare) en dat is vandaag nog hetzelfde. Wil dat zeggen dat verhalen over dramatische ontbossing niet kloppen? “Nee”, zegt Luc De Keersmaeker, medeauteur en onderzoeker bij het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (Inbo). “Het bewijst dat Vlaanderen al heel lang een van de meest bosarme regio’s van Europa is. De ontbossing hier is al vroeger, in de middeleeuwen, begonnen.” Bovendien gaat achter die schijnbaar stabiele 10 procent een ingrijpende omwenteling schuil. In West- en Oost-Vlaanderen is bos massaal verdwenen om plaats te maken voor landbouw. In de Kempen (Antwerpen, Limburg) kwam er in dezelfde mate bos bij. Daar werd de heide massaal bebost met naaldbomen, voor een deel maar zeker niet uitsluitend ter wille van de Limburgse mijnbouw, die stutpalen nodig had in de schachten.

Landbouw nam tot 1969 meer dan 62 procent van het Vlaamse land in. Vandaag is dat 52 procent. Maar dat verlies is niet ten gunste van natuur gegaan. Het is de verstedelijking (infrastructuur, bebouwing inclusief tuinen) die een grote hap uit onze open ruimte heeft genomen. Ze is tussen eind achttiende eeuw en vandaag toegenomen van 5 tot 27 procent.

Vee en boomgaarden

Binnen de landbouw heeft zich ook een grote switch voorgedaan. Het aandeel akkers is geslonken ten gunste van grasland (weiden). Dat is het resultaat van een economische evolutie die aan het einde van de negentiende eeuw plaatsvond. Toen werd massaal goedkoop graan uit Noord-Amerika, Oekraïne en India ingevoerd. De inlandse boeren moesten noodgedwongen andere activiteiten en inkomsten zoeken. Ze schakelden over op weilanden voor veeteelt of op boomgaarden. “De vrijemarktwerking is aan ons landschap af te lezen”, zegt De Keersmaeker.

Opvallend daarbij is dat graslanden hun opwachting maakten in droge gebieden, terwijl ze voordien kenmerkend waren voor vochtige valleigronden. Bij akkers deed zich het tegenovergestelde voor. Die doken plots op in natte streken zoals langs de IJzer. Er was energie van fossiele brandstoffen voorhanden voor tractoren en pompen. “Sinds eind negentiende eeuw zien we dat in Vlaanderen plots alles overal voorkomt”, aldus De Keersmaeker. “Het landgebruik is niet langer afhankelijk van de fysische kenmerken van het landschap.”

Van de 20 procent van de oppervlakte die al 250 jaar onveranderd is gebleven, maken akkers (met 14,2 procent of 194.000 hectare) het leeuwendeel uit. Bijna de helft van de akkers was dat permanent tussen 1778 en 2022. Je vindt ze vooral in de polders (kuststreek, Meetjesland) en de leemstreek (Vlaamse Ardennen, Vlaams-Brabant, Haspengouw).

Deze cartografische analyse kan volgens de auteurs het maatschappelijke debat over de ruimte met objectieve informatie stofferen. Loze kreten als “dat is hier altijd/nooit bos/akkerland geweest” kunnen op hun feitelijkheid gecheckt worden. “De oorsprong van problemen als de stikstofbelasting op kwetsbare heidenatuur kun je hier mooi op traceren”, zegt Poelmans. Beleidsmakers kunnen er inspiratie uit putten.

Zo weten we dat oud bos beter functioneert dan jonger bos als het op biodiversiteit aankomt. Het verdient aanbeveling die prioritair te behouden. Oude graslanden houden beter koolstof vast, die in stand houden, is van tel in de klimaatmaatregelen. In de strijd tegen zowel droogte als overstromingen kunnen de kaarten ons op weg zetten naar verdwenen moerassen of gedempte rivierarmen, vanwege hun waterbergend vermogen. “Die herstellen zal wellicht makkelijker aanvaard worden dan nieuwe graven,” meent De Keersmaeker, “en de kans is groot dat ze beter passen in het landschap.”

bron: De Standaard, 10 april 2024